Factcheck: ‘Oud-wethouders vinden moeilijk nieuwe baan’

Factcheck: ‘Oud-wethouders vinden moeilijk nieuwe baan’

12 mei 2017 0 Door Riffy Bol

Wethouders die aan het einde van hun tweede termijn komen, haken steeds vaker voortijdig af om een andere baan aan te nemen, schreef het Algemeen Dagblad maandag. De krant meldt dat in de afgelopen zes maanden alleen al in Den Haag en omstreken acht wethouders en twee burgemeesters het voor gezien hielden. Directeur Ton Roerig van de Wethoudersvereniging spreekt in het AD van een ‘trend’. Sterker nog: opstappende wethouders in het laatste jaar voor de verkiezingen zijn ‘heel aanvaardbaar’, vindt hij. Waarom? Ze zouden maar moeilijk aan een nieuwe baan komen.

‘Wij weten uit onderzoek dat zij niet in een gespreid bedje terecht komen’, vervolgt Roerig tegenover het AD. ‘Werkgevers zitten niet te wachten op oud-politici. Zeker niet als je bedenkt dat hun gemiddelde leeftijd rond de 55 jaar ligt.’ Dat onderzoek deed de Wethoudersvereniging in mei 2016, in de vorm van een enquête onder wethouders tijdens hun uitoefening van dat vak.

Verwachting v.s. praktijk

‘Zeven van de tien wethouders verwachten dat het moeilijk zal zijn om na het wethouderschap een andere baan te vinden’, schrijft vakblad Binnenlands Bestuur daarover. De eerste observatie van deze claim is duidelijk: een verwachting is iets anders dan de praktijk. De Wethoudersvereniging wijt de moeite vooral aan het ‘hoge publieke profiel in de (sociale) media’. Dat en de ‘gemiddelde leeftijd van 56 jaar’.

Glazen huis

De invloed van het publieke profiel van oud-wethouders op hun arbeidskansen is zeer aannemelijk. Hoogleraar bestuurskunde Harrie Aardema en zijn vakgenoot emeritus professor Arno Korsten haalden in het rapport Gevallen wethouders. Aantallen, omstandigheden, invloedsfactoren en valpreventie (2011) enkele anekdotes van afgetreden wethouders aan: ‘De samenleving is veranderd. De druk is vele malen groter geworden. Het persoonlijk optreden wordt meer uitgelicht.’ ‘Je krijgt zoveel bagger over je heen.’ ‘Als wethouder opereer je in een glazen huis.’

Alom bekend

Dat potentiële werkgevers een sollicitant natrekken op internet en sociale media is alom bekend. Des te meer zal dat het geval zijn bij een voormalig uitvoerder van een publiek ambt als wethouder. Toch is die bekendheid en werkervaring bij de lokale overheid niet per se nadelig. Binnenlands Bestuur maakte in 2009 een lijst met alle 147 opgestapte wethouders en de redenen daarvoor.

Weliswaar stapten 62 wethouders op vanwege politieke redenen (meer dan de helft betrof een vertrouwensbreuk met de raad, coalitie of fractie), maar zes van hen vonden elders een nieuwe functie: van de marechaussee tot het onderwijs.

Scholing

Een wethouder heeft nóg een groot voordeel ten opzichte van veel anderen in de maatschappij, blijkt uit het rapport van de bestuurskundigen Aardema en Korsten. Maar liefst 38 procent van de wethouders is universitair opgeleid, en 45 procent heeft een hbo-achtergrond. Voor de hele samenleving heeft slechts 11 procent universitaire scholing gehad en heeft nog geen 19 procent een hbo-opleiding afgerond, aldus cijfers van het CBS.

Competenties

Nog een belangrijke conclusie uit hetzelfde rapport luidt: ‘Bij het vinden van een nieuwe functie blijkt overigens niet het wethouderschap doorslaggevend maar juist de functie voorafgaand aan het wethouderschap, dus het eigenlijke vak.’ Dat baseren Aardema en Korsten op een enquête onder wethouders in 2010. Een jaar later bevestigden de onderzoekers Eylem Ceylan en Titia Lont dat wethouders zeggen ‘profijt te hebben van de competenties die ze tijdens het wethouderschap hebben verworven’.

Werkervaring

En ook het Centrum voor Lokaal Bestuur kwam in 2014 over het algemeen uit op een positief resultaat voor ex-wethouders. Hoewel dit een behoorlijk beperkte steekproef is (een vragenlijst werd uitgestuurd naar 145 gestopte wethouders, waarop er 69 reageerden), is de doelgroep zelf ook vrij klein. 62 procent van hen had binnen een halfjaar weer een nieuwe baan. Met name binnen de overheid (15 procent). Anderen binnen een eigen bedrijf (21 procent). De nieuwe baan hebben zij naar eigen zeggen te danken te hebben aan hun werkervaring (72 procent) of hun netwerk (50 procent).

Wachtgeld

NRC Handelsblad pakte ook in 2014 uit met een groot artikel over dit onderwerp. Na de gemeenteraadsverkiezingen in 2014 stopte bijna de helft (685) van de 1.400 Nederlandse wethouders. De eerdergenoemde Titia Lont kwam destijds in samenwerking met de hogeschool NHL Thorbecke Academie op basis van 232 oud-wethouders tot de conclusie dat een kwart van de wethouders een jaar na dato nog geen werk had.

Tegelijk: in het artikel van NRC wordt ook gerept over wachtgeld. Sinds 2010 zijn oud-wethouders verplicht om te solliciteren naar passend werk. Zij ontvangen in de tussentijd 80 procent van hun laatstverdiende salaris in het eerstvolgende jaar, en 70 procent in het tweede jaar. Dat is geen kattenpis: volgens Binnenlands Bestuur zagen drie van de negen categorieën van gemiddelde maandsalarissen voor wethouders er op 1 januari 2016 onder andere zo uit:

  • Kleine gemeente (tot 8.000 inwoners): 4.605 euro
  • Middelgrote gemeente (40.000-60.000 inwoners): 6.864 euro
  • Grote gemeente (meer dan 375.000 inwoners): 9.820 euro

Zelfs als zij in het tweede jaar na hun stoppen als wethouder nog geen nieuwe baan vinden, krijgen zij gemiddeld genomen de volgende bedragen aan wachtgeld:

  • Kleine gemeente: 3.223 euro
  • Middelgrote gemeente: 4.805 euro
  • Grote gemeente: 6.874 euro

Even ter illustratie: volgens het Nibud ligt een modaal inkomen in Nederland op nog geen 3.000 euro per maand.

Conclusie: ongefundeerd

Directeur Ton Roerig van de Wethoudersvereniging heeft een punt als hij in het AD zegt dat wethouders ook na hun bestuurlijke functie nog onder het publieke vergrootglas liggen. Zij zullen mogelijke misstappen niet zomaar kunnen afschudden. Toch is het te kort door de bocht om te stellen dat oud-wethouders maar moeilijk aan een nieuwe baan kunnen komen. Zij zijn bijna allemaal hoogopgeleid, beschikken over een goed netwerk en zijn ondernemend.

De bijkomstigheid van de riante hoeveelheid wachtgeld zal vermoedelijk ook geen onprettige financiële transitie naar een volgend beroep zijn voor veel wethouders. Het Centrum voor Lokaal Bestuur concludeerde bovendien op basis van een representatieve steekproef dat bijna tweederde al na zes maanden weer een nieuwe functie bekleedde. Al met al beoordelen we de bewering van Roerig als ongefundeerd.